Fase 3
Gebruik maken van een 'als-dan'-constructie bij het beschrijven van stappen in een proces.
Patronen in abstracte situaties herkennen en beschrijven.
Een concreet probleem in een passende visuele weergave (vb. stappenplan) omzetten.
Voor- en nadelen van het geautomatiseerd uitvoeren van opdrachten verwoorden.
Begrijpen dat computerprogramma's iets uitvoeren door het volgen van precieze en ondubbelzinnige instructies.
Een proces in verschillende stappen opdelen en waar mogelijk elke stap weer in deelstappen.